Leylijnen, krachtplaatsen, aardstralen en dergelijke

Een beetje zichzelf repecterende paranormale site heeft toch wel een stukje staan over Ley-lijnen, alleen geloof ik niet in het heruitvinden van het wiel, en heb ik - uiteraard met bronvermelding als ik die weet - het eea van het net af gehaald en hier en daar info erbij gezet of weg gehaald. 
 
 
Wat zijn leylijnen?
Leylijnen zijn banen van energie die door het landschap stromen, ze vervoeren energie rond de aarde. Een leylijn is een baan van stromende energie, ze stromen een bepaalde richting op, wat verschilt per lijn. Deze energielijnen zijn (bijna) altijd kaarsrecht en kunnen honderden kilometers lang zijn. Meestal zijn ze een meter breed en wat hoger dan een meter, maar er zijn ook leylijnen die hiervan afwijken. De lijnen liggen op het aardoppervlak en niet erin, dus niet onder de grond. De energie van een lijn is niet altijd overal even sterk en dit kan verschillen in de tijd, per lijn en ook per plek op een lijn.
 
Op verschillende plekken kruisen leylijnen elkaar, dit worden leycentra genoemd. Leycentra zijn een soort verkeersknooppunten van energie. Verschillende leylijnen komen bij elkaar op plekken en op die plekken is er een concentratie van energie, een krachtplaats, een krachtcentrum. Deze krachtplekken zijn energetische krachtpunten waar meerdere krachtlijnen bij elkaar komen. Deze krachtplekken worden gezien als heilige plaatsen.
In de geschiedenis hebben vele volkeren heiligdommen gebouwd om ter vereren of om te offeren. Ze kozen een leycentrum, een krachtplaats, om daar hun heiligdom op te zetten. De reden waarom ze deze plekken uitkozen is vanwege de vele energie die aanwezig is. De energie is hier krachtiger, daarom worden leycentra ook krachtplaatsen genoemd.
 
Voorbeelden van deze krachtplaatsen zijn de piramiden van Egypte, Stonehenge en Avebury-henge in Engeland, dolmens en menhirs van Weris, hunebedden van Drenthe, andere megalieten en andere heilige plaatsen en heiligdommen, maar OOK de kerken en kathedralen die in vroeg-christelijke tijden (voor 1350) zijn gebouwd. Door op de kruisingen van leylijnen een heiligdom te plaatsen werd de energie van de lijnen en het centrum versterkt.
Behalve dat er op kruispunten van leylijnen heiligdommen werden gebouwd, zijn de leylijnen ook op andere manieren gebruikt. In de Romeinse tijd was het een gebruik om kaarsrechte wegen aan te leggen op leylijnen. Zo kregen de manschappen veel kracht om enorme (voet)tochten te houden. Ook werden er in de vroeg-christelijke tijd doodwegen of lijkwegen aangelegd op leylijnen waarover de dode naar de begraafplaats over kerk werd vervoerd.
 
 
Het aantal leylijnen dat er bestaat is heel erg groot, het zijn er gigantisch veel. De meeste van deze lijnen zijn zeer zwak, dus weinig energie, en erg smal. Door deze grote hoeveelheid kleine leylijntjes is er bijna overal binnen een tiental meter wel een leylijn te vinden. Kaarten van leylijnen bestaan er bijna niet en zeker geen kaart van alle leylijnen in België of Nederland, daar zijn er te veel leylijnen voor. Van een enkele sterke leylijn is een kaartje of overzicht gemaakt, dit is onder andere gedaan voor de leylijn Stonehenge - Externsteine of de Lambertuslijn in Noord-Brabant. Ook bestaat er een website met kaarten van grote wereld-leylijnen, zie hiervoor: www.kunstgeografie.nl. 
 
 
 
De volgende info komt van Niburu
 
De meeste mensen vernemen over aardstraling na een lange weg met klachten, in veel gevallen lopen mensen 15 jaar en langer rond alvorens te ontdekken dat zij belast zijn door straling uit de aarde. Doktoren en specialisten willen hier niet van weten en zullen deze oorzaak niet in de diagnose meenemen met alle gevolgen van dien.
 
Het is dan ook belangrijk om bij langdurige klachten zonder een duidelijke oorzaak de woonplek eens te laten onderzoeken op aanwezigheid van straling van uit de aarde. Vaak is het maar een kleine ingreep in de woning om de straling te vermijden.
 
 
Aardstraling hoe en waar?
 
Hartmann-lijnen 
Dit is een net van zeer lichte magnetische velden dat van noord-zuid en oost-west over de aarde loopt dit net is ontdekt door de Duitse arts Ernst Hartman. Het net is een vermaast stralennet op een afstand van 2 x 2,5 meter en biologisch hoog werkzaam en kan door milieu sterk worden beïnvloed. Kruisingen met andere netwerken en wateraders veroorzaken een nadelig effect voor mens dier en plant.
 
Curry-lijnen 
Het curry-net is vernoemd naar een onderzoeker uit de USA Dr.Manfred Curry dit netwerk is gelijk aan het hartman net allen lopen de velden van NO naar ZW
 
Wateraders 
Wateraders ontstaat door afdalend stromend water in ondergrondse aders. Deze wateraders kronkelen als een rivier naar het laagste punt in kanalen, rivieren en zee de stroomsnelheden van het water zijn afhankelijk van de toevoer en de doorsnede van de ader. De stroming komt nooit tot stilstand, het is wel mogelijk dat de ader zich verplaatst door het wegspoelen van slappe grondsoorten waar in de ader zijn baan heeft gezocht. 
 
Veel waterstromingen vinden plaats door grind en zand lagen Water is een energie drager door de stroming ontstaan allerlei energie velden die een baan door de aarde zoeken naar de kosmos. (ruimte) Door allerlei obstakels in de aardbodem zoals grind ijzer en scheuren willen deze energie banen nog wel eens af kaatsen en strooivelden veroorzaken. 
 
Een parabool verloop van een ader heeft aan de bovenzijde van de aarde een versterkt stralingsveld, hierboven wonen leidt tot ernstige ziektes. Wateraders zijn door geheel Nederland te vinden, in het gebied rond de heuvelrug is een wat sterkere concentratie van aders. Weersomstandigheden zoals lichte maan en getij (eb en vloed) bepalen meden de sterkte van de velden.
 
Leylijnen
Leylijnen zijn banen van energie die door het landschap stromen, ze vervoeren energie rond de aarde. Een leylijn is een baan van stromende energie, ze stromen een bepaalde richting op, wat verschilt per lijn. Deze energielijnen zijn (bijna) altijd kaarsrecht en kunnen honderden kilometers lang zijn. Meestal zijn een meter breed en wat hoger dan een meter, maar er zijn ook leylijnen die hiervan afwijken. 
 
De lijnen liggen op het aardoppervlak en niet erin, dus niet onder de grond. De energie van een lijn is niet altijd overal even sterk en dit kan verschillen in de tijd, per lijn en ook per plek op een lijn. 
 
Op verschillende plekken kruisen leylijnen elkaar, dit worden leycentra genoemd. Leycentra zijn een soort verkeersknooppunten van energie. Verschillende leylijnen komen bij elkaar op plekken en op die plekken is er een concentratie van energie, een krachtplaats, een krachtcentrum. Deze krachtplekken zijn energetische krachtpunten waar meerdere krachtlijnen bij elkaar komen. Deze krachtplekken worden gezien als heilige plaatsen. 
 
Hoe merk je dat je last hebt van straling?
 
Een aantal zaken waar je op moet letten: 
 
* Als je de woning binnenkomt bekruipt je mogelijk een rillerig en koud gevoel. 
* Je ontwijkt ongemerkt een bepaalde plaats in de woning. 
* Planten en bomen in de tuin zijn kleiner of wijken af van andere planten en bomen. 
* Moe gevoel als je uit een stoel op staat (dit voel je in een andere stoel niet). 
* In de ochtend moe opstaan en in de avond ben je vol energie. 
* Bovenstaande herhaalt zich iedere dag. 
* Thuis een gespannen en moe gevoel, dit merk je buitenshuis niet. 
* Kinderen zijn niet zichzelf slapen niet goed en het licht moet aanblijven. 
* Kinderen zijn altijd moe en hyper actief en bleek zonder aanwijsbare reden. 
 
Kan je er ziek van worden?
Natuurlijke straling, die door de aarde tot ons komt, wordt verstoord door zwakke negatieve energie velden, veroorzaakt door ondergronds lopend water en currylijnen. Deze invloeden leiden tot onderstaande symptomen. Ieder mens heeft een energie veld (aura veld) om zich heen, dit energie veld dient in stand te worden gehouden door de natuur en een juiste levenswijze. 
 
Helaas biedt de natuur niet altijd de juiste positieve energie, heel vaak worden onze energie velden door verblijf op negatieve stralingsbronnen afgetapt. Als dit constant aanhoud krijg je langzamerhand, zonder dat je er erg in hebt, steeds vaker last van klachten.
 
 Symptomen
 
* Pijn in de gewrichten en spieren. 
* Rugklachten 
* Reuma 
* Maagklachten 
* Eczeem 
* Onderlinge spanningen 
* en vele andere klachten 
 
Raadpleeg altijd eerst de huisarts en of specialist. 
Vinden zij geen aanwijsbare oorzaak. 
 
Dan wordt het nu tijd om uw woning te laten onderzoeken op aardstralingsbronnen.
 
 
 
Aardstralen & wateraders
 
Onder aardstralen worden alle stralingen en stoorvelden verstaan die schadelijk zijn voor de mens. Onderzoeken hebben uitgewezen dat ze diverse ziektes kunnen veroorzaken en verergeren. Dit is met name afhankelijk van hoe uw bed gepositioneerd is op de aardstralen.
 
Aardstralen zijn niet slechts één energie, maar het woord aardstralen is een verzamelnaam voor meerdere energieën en stoorvelden die allen een slechte invloed (zouden) hebben op mensen. Ze verstoren de gezondheid van de mens. Aardstralen zijn niet altijd schadelijk voor iedereen. Of aardstralen een negatief effect hebben op de mens, en de grootte hiervan, is onder andere afhankelijk van hoe de mens in z'n vel zit. Als een mens zwakker is door ziekte of iets anders, dan heeft de energie van aardstralen een grotere invloed op de gesteldheid van de mens. Dan is een mens vatbaarder voor de stralingen en stoorvelden.
 
Er zijn mensen die zeggen deze stralingen en stoorvelden onschadelijk te kunnen maken of kunnen neutraliseren. Dit wordt ontstoren genoemd, zorgen dat de mensen of dieren geen last hebben van de stralingen. De meeste mensen die een plek hebben laten ontstoren zeggen dat het werkt en dat ze er baat bij hebben. Helaas zijn er ook gevallen waarbij ontstoren in een mislukking is uitgelopen.
Ook wordt er nogal eens gezegd dat de aardstralen weggehaald worden of dat ze geblokkeerd worden. Als ze weggehaald worden zou het betekenen dat een lijn ergens zomaar ophoudt en verderop weer verder gaat. Een lijn is een baan van stromende energie, de energie moet dus ergens verder gaan. Ook als de energie geblokkeerd zou worden moet de energie ergens blijven. Het is dus onmogelijk om aardstralen weg te halen of te blokkeren. Wat wel kan, is het omvormen van de negatieve energie naar een onschadelijke of minder schadelijke energie, zodat de mensen en dieren er minder tot geen last meer van hebben. Je kan ze ook omleiden via edelstenen,
bergkristal is hier uitermate goed geschikt voor, die je in elke uiterste hoek van je huis legt, op deze manier is de schadelijke energie niet langer in je huis aanwezig en wordt de energielijn ook niet geblokkeerd of weggehaald 
 
Waar bij het ontstoren op gelet wordt zijn onder andere energielijnen. Waar bijvoorbeeld naar gekeken wordt zijn debenkerlijnen, currylijnen en hartmannlijnen. Deze lijnen zouden de meest schadelijke energielijnen zijn voor de mens. Behalve energielijnen zijn er ook andere energieën waar op gelet wordt, dit zijn bijvoorbeeld wateraders en breuken in de bodem. Ook wordt er soms gelet op spiralen (ronde draaipunten).
 
Behalve bovengenoemde energieën wordt er (soms) ook gelet op stralingen die door mensen veroorzaakt worden. Voorbeelden hiervan zijn apparatuur die op het stroomnet zijn aangesloten en stralingen die gsm-masten uitstralen. Deze stralingen worden electrosmog genoemd. : 
  
De invloeden die veroorzaakt worden door aardstralen worden ook geopathie genoemd. Onder geopathogene stoorzones worden dus de aardstralen verstaan, zoals enkele energielijnen van enkele energetische netwerken (grids), wateraders (waterlijnen), breuken in de bodem (breuklijnen in de aardkorst) en spiralen.
 
Tussen haakjes staan andere benamingen voor wateraders en breuken, maar deze namen (waterlijnen en breuklijnen) zorgen voor verwarring. Het zijn immers geen rechte lijnen, maar wateraders lopen heel grillig in de grond en (bijna) nooit in een rechte lijn, hetzelfde geldt voor breuklijnen, breuken liggen zelden in rechte lijnen door de bodem. Daarom kunnen die benamingen (met -lijnen) beter niet gebruikt worden.
Andere benamingen voor deze geopathogene stoorzones zijn geopathogene belastingen, geopathogene stoorvelden en geopathogene stralingen. Een mens is dan geopatisch belast als die last of aandoeningen heeft, veroorzaakt door aardstralen. 
 
 
 

 

Geschiedenis van leylijnen
Auteur:  Chris Zoet, 2006
 
Tussen 1840 en 1870 deed William Henry Black uit het Engelse stadje Hereford onderzoek in Europa, China en India naar geheimzinnige onzichtbare lijnen. Hij was ervan overtuigd, dat deze onzichtbare lijnen over honderden kilometers uitstrekten en dat bijzondere prehistorische cultuurmonumenten, kastelen en middeleeuwse kerken op deze lijnen stonden.
 
Veertig jaar later, in 1921, kreeg zijn plaatsgenoot, de bierbrouwer, rechter én wichelroedeloper Alfred Watkins (1855-1935) een visioen. Watkins zag tijdens zijn visioen een landschap met een netwerk van onzichtbare lijnen over grafheuvels, kastelen, kerken en heilige bronnen. Hij kwam tot conclusie dat de prehistorische mens tot aan de late middeleeuwen wegen of paden had aangelegd over de onzichtbare lijnen, om zó zich veilig over deze voor hun veilige wegen of paden te kunnen verplaatsen. deze onzichtbare lijnen noemde men “leylines” (in het Nederlands: leylijnen). Het woord leyline is vernoemd naar het oude Engelse woord leah , dit betekent luwte, bescherming.
 
Omstreeks 1990 ontdekte de Friese wichelroedenloper en historicus Wigholt Vleer (1919-1999) dat er in Nederland veel middeleeuwse kerken door middel van de leylijnen met elkaar in verbinding staan. Hij noemde deze leylijnen, “kerkelijnen”. Vleer’s eerste ontdekking was, dat de 13 de eeuwse St. Margarethakerk van Norg (Drenthe) via de “kerkelijnen” in verbinding staat met veertien middeleeuwse kerken in Friesland, Groningen en Drenthe. Tevens ontdekte hij dat diverse leylijnen in kerken, grafheuvels en bronnen op een knooppunt bij elkaar komen. Samen met Ton van der Leeden en Bastiaan Stok ontdekte ik (Chris Zoet) dat het leycentrum in kastelen vooral terug is te vinden in de woontoren. Wigholt Vleer noemde zo’n knooppunt van leylijnen, een leycentrum.
 
In oude kerken is het leycentrum in de ene kerk terug te vinden waar altaar heeft gestaan (of staat). En in een oude andere kerk is het leycentrum met de wichelroeden terug te vinden in de kerktoren. Als leerling van Wigholt Vleer, ontdekte ik dat er vooral in oude St. Maartenskerken het leycentrum in de kerktoren is te vinden. Als amateur-historicus/archeoloog én paragnost zag ik helderziend in diverse kerktorens van St. Maartenkerken dat er vóór de christelijke tijd door heiden op deze plekken mensen werden geofferd aan Wodan. Uit Romeinse geschriften blijkt dat er door de eerste Romeinen mensen werden geofferd aan de Romeinse god Mercurius ( door de Germanen als Wodan vereerd en door de Noorse volkeren als Odin vereerd).
 
Wigholt Vleer ontdekte tijdens zijn onderzoek naar leylijnen dat Nederlandse lee- of lede-namen, zoals Leerdam (ZH) steeds overeenkwamen met het Engelse ‘ley’, het Duitse ‘lei’, het Franse ‘leu’ of ‘laie’. Volgens Vleer betekenen deze woorden: leycentrum en bescherming. Door de samensmelting van de leylijnen die bij elkaar komen op een leycentrum, zorgt deze samen gesmolten energie voor de levenskracht van diverse sociale gemeenschappen. In de middeleeuwse kerken zorgt deze samen gesmolten energie oftewel leycentrum voor een sterke spirituele oplading.
 
 
 

 

Bijzondere leycentra in Nederland  
Auteur: Chris Zoet, 2008
 
De voormalige heilige bron van Alkmaar
Toen ik samen met Ton van der Leeden en Bastiaan Stok het boekje Langs mystieke plekken in Noord-Holland- midden aan het samenstellen was, zag ik helderziend bij een parkje op de hoek van de Munnikenweg en de Kerklaan in Oudorp (gem. Alkmaar) monniken lopen richting de hervormde kerk van Oudorp. In het parkje vond ik op het grasveld een niet zichtbare waterbron, precies op een leycentrum met 33 leylijnen. Bastiaan ontdekte in een oud boekje dat er op de bewuste plek in 1467 een Carmelietenklooster, met toestemming van Karel de Stoute, was gesticht. Het bleek dat er voor de stichting van het klooster al een waterput was ter ere van Maria en de H. Antonius Abt. Het water uit deze put werd gebruikt door de plaatselijke boeren om ziekten onder het vee te bestrijden.
  
Kapel O.L. Vrouw op de Keins
Eén van de bijzondere bedevaartplaatsen in Noord-Holland, is de kapel de O.L. Vrouw op de Keins (deze kapel ligt op de hoek van de Keinsmerweg en de Westfriese dijk bij het gehucht Keinse, gem. Schagen). In 1510, tijdens een zware storm, verging het Portugese schip De Ariandne. De bewoners van Keinse stonden te waken aan de zeedijk en hoorden gehuil. Zij zagen in de branding een stuk hout drijven, waarop een kind was vastgebonden. Snel werd het kind gered en in veiligheid gebracht. Tot verrassing zagen de redders dat het kind aan een schegbeeld, voorstellende de H. Maria, vastgebonden was. Men vond het een wonder dat het kind nog leefde en stichtten een kapel gewijd aan de H. Maria. Echter het schegbeeld was onvindbaar. Enige jaren later vond men dit heiligbeeld in de waterput naast de kapel en men waste het Mariabeeld. Daarna is de waterput geneeskrachtig water gaan geven en het Mariabeeld kreeg een plaats in de kapel. In 1570, toen de Watergeuzen vlakbij de kapel aankwamen, is het Mariabeeld verdwenen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw vond men in een sloot vlakbij de huidige kapel. Tegenwoordig is het originele Portugese Mariabeeld in het Westfries Museum in Hoorn te bezichtigen! In 1995 0ntdekte ik in het museum dat dit Mariabeeld een positieve uitstraling heeft van ruim negen meter.
Ik ontdekte in 2001 met behulp van de wichelroedes dat er in de Romeinse tijd toen de Friezen in deze omgeving leefde zij op de plaats van de kapel een heiligdom hadden. Met de wichelroedes vond ik drie menhirs van circa één meter hoog ( menhir is het Bretonse woord voor staande steen). De waterput naast de kapel in Keinse staat op een leycentrum met circa 132 leylijnen. Deze twee verhalen staan in: ‘Langs mystieke plekken in Noord-Holland-midden’.
 
De Dorpsplein het Vierkant in Lisse 
In het jaar 1967 liep de 10-jarige Chris Zoet met zijn moeder op het Vierkant. Op de plek waar nu de conifeer ‘Blauwe Ceder’ staat kreeg de jonge Lisser een visioen. Hij ‘zag’ een grote dikke eik en kreeg het gevoel dat het een heilige eik was. Het kleine ventje “zag” dat bij de heilige eik Germanen in grijze dierenhuiden op de grond zaten en kreeg het gevoel dat zij aan het vergaderen waren.
In 2001, 34 jaar later, stond oud-Lisser paragnost/wichelroedeloper Chris Zoet samen met wichelroedeloper Ton van der Leeden en amateurhistoricus Bastiaan Stok op dezelfde plek.
De conifeer ‘Blauwe Ceder’ heeft men aan de noordelijke kant van het dorpsplein geplant. Bij de conifeer ‘zag’ paragnost Chris Zoet vier lindebomen die eens op de plaats van de grote plantenbak hadden gestaan. Hij kreeg helderhorend het woord ‘Keltisch’ door.
Kelten kenden diverse heilige bomen, waaronder de lindeboom. De plaats om toekomstige druïden te onderwijzen was in het noordelijk deel van een nederzetting. Het had de voorkeur als gewijde plaats. Maar er werd op de ‘heilige’ plaats ook recht gesproken door de druïde.
Volgens taalkundigen betekent Lisse: ‘palissade of verschansing’. De naam van het dorpsplein het Vierkant verwijst naar een palissade of een verschansing. Dat moet te maken hebben met een Keltisch Oppida, dit is een vierkantig schans. De Kelten bouwden hun Oppida op hoog liggende plateaus of langs waterwegen. Ze dienden als opslag- en handelsplaatsen en voor het beschermen van vee. Op de plateaus waar de Oppida’s werden gebouwd, werden 2 m hoge smalle boomstammetjes met punten geplaatst en met dunne reepjes boombast aan elkaar vastgebonden.
De drie onderzoekers, Zoet, Van der Leeden en Stok vonden met hun wichelroeden de vier zijden van de Keltische schans op het dorpsplein het Vierkant terug. De drie onderzoekers vermoeden dat de schans op een oude duinpan heeft gestaan.
 
Kaninefaten
Volgens oude volksverhalen hebben in de Bollenstreek Kaninefaten gewoond. Het waren Keltische stammen. De naam Kaninefaat betekent: ‘Lookmeester’. Volgens oude Keltische verhalen en poëzie was look een metafoor voor het zwaard of dappere strijder die op het slagveld overeind bleef. De Kelten geloofden in onsterfelijkheid. Volgens Romeinse kroniekschrijvers uit de tijd van Caesar vochten Keltische strijders geheel naakt met een getooide helm en een zwaard tegen hun vijanden.
Keltische Bataven (Tiel) en Kaninefaten (de Bollenstreek) werden door de Romeinse legers ingelijfd en kregen hoge posities binnen het leger.
Volgens Keltologen werd er langs de Vlaamse- en Nederlands kustgebied Keltisch gesproken. In de 4 de tot de 10 de eeuw na Christus ging de inheemse bevolking geleidelijk aan Germaans spreken, waarbij ze het Keltische zangerig accent behield.
Op de plek waar de Blauwe Ceder – op het Vierkant – staat, is een leycentrum met 32 leylijnen.
 
De hervormde Matthiaskerk te Warmond
Rond 1063 was er in een oorkonde melding over een kapel in Warmelde. Een eeuw later, in 1156 deed de abt van Echternach afstand van enkele kerken, waaronder de kerk in Warmond. De abt deed dit ten gunste van graaf Dirk VI van Holland. Rond 1314 werd er voor het eerst gesproken over de St. Matthiaskerk. 
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de Warmondse Matthiaskerk in 1573 bij het beleg van Leiden door de Leidenaren in brand gestoken. Na de brand bleven alleen de ‘Oude Toren’ en de stenen muren van de kerk staan. Later in 1600, liet de rooms-katholieke Heer van Warmond, Johan van Duvenvoorde de Matthiaskerk weer opbouwen en gaf de opgebouwde kerk aan de hervormden. Naast de titel Heer van Warmond droeg Van Duvenvoorde ook de titel Admiraal van Holland en als watergeus heeft hij Den Briel ingenomen. Als dank voor de herbouw van de hervormde kerk werd er ter ere van Heer Johan van Duvenvoorde een admiraalsschip op de ‘Oude Toren’ geplaatst.
Tegenwoordig is de ‘Oude Toren’ het oudste gedeelte van de ruïnekerk en is gebouwd op kloostermoppen. In 1968 werd de toren voor een symbolisch bedrag van 45 eurocent verkocht aan de gemeente Warmond. Onder de ruïnekerk is er een grafkelder van de Oud Katholieke Kerk. Vroeger werden er belangrijke Nederlandse bisschoppen van de Oud Katholieke Kerk in de grafkelder bijgezet.
De ‘Oude Toren’ en de ruïnekerk hebben veel kunstenaars bezield tot fraaie werken o.a. Jan Steen – hij woonde van 1656 tot 1660 in Warmond. In de kerktoren is een leycentrum met 19 leylijnen.
 
De burcht van Leiden
De kunstmatige heuvel is diverse keren verhoogd en zijn de muren diversen keren verbreed. De ringmuur heeft ongeveer een doorsnede van 35 meter. Het middeleeuws loopvlak van de ringmuur ligt 8 á 9 meter boven de vloer van de burcht. De kunstmatige heuvel is 21 meter boven NAP. De stenen pijlers en de muur zijn van tufsteen en zijn afkomstig uit de Eifel (Duitsland). De dikte van de muur is minder dan een meter en in de vulling van de muur zijn afvalstukken van platte Romeinse baksteen en dakpannen gevonden. Archeoloog Renaud vermoedde dat het Romeins slooppuin afkomstig is van de voormalige Romeinse forten in Leiderdorp en Valkenburg (Z-H). Renaud kwam tot de conclusie, dat er omstreeks de 10 de eeuw begonnen is met de bouw van de burcht. Vroeger lag er om de oostelijke voet van de heuvel de Burggracht. Aan het einde van de 12 de eeuw zijn er twee soorten kastelen: de zaalbouw of grote toren en mottekasteel of burcht. Het zaalbouwkasteel had een bestuurlijk functie. De mottekastelen hadden een defensieve functie. Kort voor 1200 kwamen in het graafschap Holland geen zaalbouwkastelen voor, maar wel twee mottekastelen en wel in Leiden en Oostvoorne. De Leidse Burcht ligt op een landtong tussen twee rivierarmen; de Oude Rijn en de Nieuwe Rijn. Het is de oudste, nog bestaande, mottekasteel van Nederland. Vroeger lag er om de oostelijke voet van de heuvel de Burggracht. De Leidse Burcht zou rond 1000 uit tufsteen opgebouwd zijn. Na het beleg, door de Heren van Egmond en Wassenaar in 1203 en 1204, werd de Burcht met Romeins baksteen vernieuwd. Bij archeologische opgravingen in 1949/1950, verricht door prof. Dr. Renaud is er binnen de muur een verdwenen vierkante woontoren teruggevonden. Men vond aan de westmuur – tegenover de huidige ingang- de oorspronkelijke toegang. In 1889 dacht men dat er aan de linkerzijde de oorspronkelijke toegang was. Het was echter een privaat (= toilet) uit de 12 de of de 13 de eeuw en dit privaat is eind vorige eeuw hersteld.
Op het terrein is een waterput aanwezig. De vroegere bewoners van de Burcht konden pas op 18 meter diepte water putten. Volgens een 19e eeuwse verhaal was er op de bodem van de put een onderaardse gang naar het Romeinse castellum (= fort) Brittenburg in Katwijk. Een ander verhaal vertelt over de put: “in deeze put eene bot is gevangen, die de belegerden aan de Spanjolen toonden, hun toeroepende dat er nog visch in overvloed was!” .
Weer andere verhalen suggereren dat het een Noormannenburcht geweest zou zijn van Hengist, de zoon van een Fries edelman. En dat er op deze plaats een Romeins wachttoren of een Germaans heiligdom zou hebben gestaan voordat de huidige burcht werd gebouwd. (Of deze verhalen kloppen weet ik niet, Chris Zoet).
 
Geschiedenis  
Graaf Dirk II van Holland had zijn graafschap in een deel van Vlaanderen, Maasland, Texel en Kennermerland. Na zijn dood volgde zijn zoon Arnulf van Gent hem op. Arnulf van Gent, graaf van Holland trouwde met Liutgardis van Luxemburg. Door dit huwelijk werd hij een zwager van Duitse keizer Hendrik II.
Graaf Dirk III van Holland verloor enkele bezittingen van zijn vader Dirk II. Hij compenseerde dit door annexatie van de Merwede-moerassen en het Rijnland ten koste van Adalbold II, bisschop van Utrecht en indirect ook ten koste van Duitse keizer Hendrik II. Door deze annexatie kregen de graven van Holland zeggenschap over het Rijnland met ambacht (= rechtspraak) Leiden. Omstreeks 1064 werden bepaalde gebieden in het Rijnland door de Duitse keizer aan zijn vertegenwoordiger in de Nederlanden, de bisschop van Utrecht, toegewezen waaronder Leiden, Sassenheim en Voorhout.
Floris I de Vette, graaf van Holland werd in 1101 een leenman van de bisschop van Utrecht om zo het Rijnland in bezit te krijgen. Hij kon daardoor de strategisch gelegen Burcht in handen krijgen.
In een oorkonde van graaf Dirk VI – uit 1156 – is er een vermelding van burggraaf Alwinus Castellanus. En omstreeks 1167 is er een melding van burggraaf Elinand Castellanus. Tussen 1202 – 1241 is er een melding van burggraaf Jacob. Volgens onderzoek van de Leidenaar C. Hoek bleek burggraaf Jacob tot het bekende Rotterdamse adellijke geslacht Bokel te horen.
 
Wassenaars
Omstreeks 1339 kocht Philips III van Wassenaar (1307-1348) de Burcht en de ambachtsheerlijkheid Valkenburg en Leiden van graaf Willem IV van Holland. Inbegrepen waren de rechten: het veer-, vis-, tolrecht op de Rijn vanaf Zwammerdam tot Katwijk. Andere rechten waren: Recht op de zwanen. Rechten op de ellenmaat en botermaat in de Leidse Waag. Recht tot benoeming van de Leidse schout en schepenen.
Het vanaf 1200 vermeld geslacht Wassenaar had een beslissende rol tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Na Philips III zijn nog zeven nazaten burggraaf geweest, onder andere Jan II van Wassenaar (1483-1523). Hij was een gevreesd krijgsman. Tijdens één van zijn veldtochten kreeg hij een verwonding aan zijn kaak, nadien kreeg hij de bijnaam ‘Jan met de kaak’.
In het 1524 huwt Maria van Wassenear met Jaques graaf van Ligne. De familie Ligne was burggraaf van 1524 tot 1651. Claude Lamoral, prins van Ligne viel tijdens de Slag bij Lens (Artois, Frankrijk)) in handen van zijn vijand. De familie moest losgeld betalen en verkocht de Burcht aan de stad Leiden. De stad werd op 17 april 1651 voor ruim 31.000 euro eigenaresse van de Burcht en het burggraafschap. Ook verkreeg de stad het recht van markttarief en het recht van gruit (= ingrediënt bij het bereiden van bier). Nadien kon het stadsbestuur haar eigen burggraven aanstellen.
In het midden van de burcht bij de bomen is er een leycentrum met 23 leylijnen.
Deze drie verhalen staan in: ‘langs het pelgrimspad in Leiden, Haarlem en de Bollenstreek’.
 
De kroezeboom bij Fleringen
Niet alleen kerken zorgen voor spirituele oplading, maar ook bijzondere plekken, zoals tussen de Twentse dorpen Fleringen en Tubbergen gelegen Fleringer es. Op deze es staat een ruim 500 jaar oude eik, plaatselijk staat deze boom bekend als ‘de Kroezeboom’ (= de Kruisboom). Hoewel deze eik gespleten en uitgehold is, staat hij toch ieder jaar volop in het blad. Elk najaar produceert deze nog altijd gezonde ‘Kroezeboom’ veel eikels. Ter verdrijving van koorts hing men vroeger stukjes persoonlijke kleding aan deze eik. Naast deze eik staat een kapelletje uit 1945 als vervanger van een ouder kapelletje uit 1910. En in dat toenmalig kapelletje stond een Mariabeeld (waar dat heilig beeld nu is, is mij niet bekend, Chris Zoet). De ‘Kroezeboom’ staat op een leycentrum met 37 leylijnen.
 
De Hellehond van De Lutte
Ton van der Leeden ontdekte dat er een leylijn vanaf de St. Plechelmuskerk in de richting van het beeld van een grote kardoeshond loopt. Dit beeld is door, de van oorsprong uit Hengelo afkomstige, beeldhouwer Pieter de Monchy gemaakt. Pieter de Monchy, die ten tijde van het samenstellen van het boekje langs het pelgrimspad in Twente en Münsterland in 2002 al van ver gevorderde leeftijd was. En nog steeds als beeldhouwer werkzaam en woonachtig is in het westen van Nederland, maakte dit beeld voor de Oldenzaalse industrieel A. Molkenboer in de jaren vijftig van de 20e eeuw. In 1972 kocht de Twentse gemeente Losser, waartoe De Lutte behoort, dit beeld aan en kreeg het de plek waar het nu staat. Het vrij forse bronzen beeld van de kardoeshond toont een zittend dier. Volgens de plaatselijke overlevering was de Hellehond, de spookhond die de omgeving van De Lutte onveilig maakte, een kortharige, zwarte hond met een lange nek, een spitse snuit en vrij lange opstaande oren. Zo heeft Pieter de Monchy deze Hellehond, deze kardoeshond dan ook zittend afgebeeld. In de volksverhalen noemde men in De Lutte dit griezelige dier “de verkeerde hond” of ook wel “Wodans helper”. Het zou blaffend Wodan op diens wilde jacht vergezeld hebben. In de Germaanse mythologie was de kardoeshond gewijd aan Wodan en zijn gemalin Holda, wij kennen deze godin beter als ‘Vrouw Holle’. De Germaanse godin Holda stond aan het hoofd van een groep opnieuw te incarneren geesten. Zij was dan ook de vruchtbaarheidsgodin omdat uit haar bron de zielen van de nieuwgeboren kwamen. De geestzielen van de overledenen kwamen in het volksverhaal vergezeld door de Hellehond opnieuw terug bij Vrouw Holle. Blafte ergens de Hellehond dan zei men in De Lutte dat vlakbij spoedig een sterfgeval zou plaatsvinden. De Hellehond werd ook bij begraafplaatsen waargenomen. Volgens een volksverhaal zou een zekere Boer Kokenberg gevochten hebben met de Hellehond en deze op de vlucht hebben kunnen jagen. Bij thuiskomst zat hij al gauw onder de zweren over zijn gehele lichaam. Lange tijden was hij op de rand van leven en dood. Er wordt ook wel beweerd dat dit volksverhaal minder met de Germaanse mythologie te maken zou hebben en veel meer met de angst voor weerwolven en voor met hondsdolheid besmette honden.
De Egyptische Anubis Het viel Ton van der Leeden en Chris Zoet op dat het beeld van de Hellehond zeer veel leek op de Anubis uit de Egyptische mythologie. Beeldhouwer Pieter de Monchy zelf bevestigde aan de auteurs dat zijn opdrachtgever Dolf Molkenboer hem destijds de opdracht meegaf om een gelijkenis te maken met de Egyptische god Anubis. Molkenboer had grote interesse in mythologie en zag een duidelijke relatie tussen de Hellehond en de Anubis. De Anubis lijkt wel veel op de wilde hond, op de wolfshond zowel als op de jakhals. Deze Egyptische Anubis heeft een min of meer op de Hellehond gelijkende uitdrukking en een zodanig spitse snuit en ook heel grote oren. Het Egyptische beeld van een zwarte, liggende hond met opgeheven kop geeft een afwachtende, waakzame en scherp opmerkzame indruk weer. Dit duidt op de beschermende functie van de Anubis als wachter bij de toegangspoort tot het dodenrijk van Osiris en Horus
Deze twee verhalen staan in: ‘langs het pelgrimspad in Twente en Münsterland’.
 
Hervormde Pancratiuskerk in Diever
Op de Brink in het Drentse Diever staat een driebeukige kerk, die eens gewijd was aan St. Pancratius. Het was één van de kerken in Drenthe, waar recht werd gesproken door de bisschop van Utrecht. Wie de Pancratiuskerk binnenstapt, krijgt een openbaring van twaalf eeuwen kerkelijke geschiedenis.
Bisschop Balderik was een zoon van de Betuwse graaf Ricfried. Bisschop Balderik was een trouwe vazal van de Duitse koningen Hendrik I en zijn zoon Otto I – uit het Saksische Huis. Voor zijn trouwheid kreeg Balderik in 944 van Otto I jachtrechten in de gouw Thriantha (= graafschap Drenthe). Drenthe was vanaf de vroege Middeleeuwen (vanaf 450 na Chr.) in drie landstreken verdeeld; Westerveld, Zuidenveld en Noordenveld. Tussen 944 en 1000 ontstonden er in Drenthe zes kerspelen (= oerparochies): Diever, Anloo, Beilen, Sleen en Vries. Ze waren tevens de hoofdkerken van de dingspillen; Dieverderdingspil, Oostermoer (Anloo), Beilerdingspil, Zuidenveld (Sleen), Rolderdingspil en Noordenveld (Vries). Waarom werd de kerk van Diever een dingspilkerk? Volgens historicus/ /wichelroedeloper Wigholt Vleer stond hier tot 830 een Saksische tempel met een steenkring eromheen. Waar heeft deze heidense tempel gestaan? Chris Zoet vond de voormalige ‘heidense’ tempel terug in het koor. Behalve als religieuze plek diende deze tempel ook als ding (= vergaderplaats). Ook werden op dingplaatsen Saksische koningen en rechters ingewijd. In het koor kreeg paragnost/ wichelroedeloper Chris Zoet helderhorend door dat de ‘heidense’ tempel gewijd was aan de vruchtbaarheidsgodin Holda. In 1956 tot 1959 werd de kerk ‘grondig’ gerestaureerd, onder leiding van architect Boelens uit Assen. Tijdens de restauratie vond men brandsporen van twee houten kerkjes uit de 9 de eeuw en van een kerkje uit de 10 de eeuw. Vermoedelijk waren de drie houten kerkjes door blikseminslag verwoest!
Op 24 juli 1039 werd Hartbert van Bierem door de Rooms-Duits koning Hendrik III benoemd tot bisschop van Utrecht. In hetzelfde jaar was Hendrik III zijn vader opgevolgd. Een jaar later benoemde hij Balderik tot graaf van Drenthe. Hierdoor werd de steun van de ‘nieuwbakken’ graaf aan de Rooms-Duits koning verstevigd. Hartbert bouwde in 1040 op de plaats van het (derde) houten kerkje een tufstenen romaans kerkje met een vrijstaande toren. Ook deze kerk vloog in brand, want in hetzelfde jaar werd het romaanse kerkje herbouwd. Maar nu met een halfrond koor, en de vrijstaande toren werd nu aan de kerk gebouwd.
 
Keltisch Diever
Omstreeks 1 181 werd er gesproken over Deuere en in 1584 zelfs over Dieure. Volgens taalkundigen zou het ‘(Be)duven’ kunnen betekenen: is ‘(Be)dekken met water’. Maar op de plaats van de kerk in Diever is helemaal geen water te vinden! Historicus/wichelroedeloper Wigholt Vleer kwam tot conclusie dat Diever van het Keltische woord Devere of Divara afkomstig is. Dit betekent: ‘goddelijk’. Maar volgens prehistorici hebben er geen Kelten in Drenthe gewoond. Hoe komt Diever dan aan zijn Keltische naam? In 1181 bezocht bisschop Boudewijn II van Holland de dingspilkerk in Diever, dat blijkt uit diverse brieven. Vermoedelijk om het Maria-altaar in te wijden. M aria werd vanaf de middeleeuwen geëerd als beschermheilige van kerken tegen onweer. Boudewijn was één van de negen kinderen van graaf Dirk VI en Sophia von Rhieneck.
Boudewijn bracht zijn jeugd door zowel op de Duitse Burg Bentheim(meer hierover is te lezen in het boekje langs het pelgrimspad in Twente en Münsterland ) als op de grafelijke kastelen in Leiden en Haarlem (meer hierover is te lezen in het boekje langs het pelgrimspad in Leiden, Haarlem en de Bollenstreek ). In het Hollandse Rijnland en Kennemerland werd er tot eind 10 de eeuw Keltisch gesproken. Vanaf de 11 de eeuw werd er aan de Hollandse kust de Keltisch ‘zangerige’ taal vermengd met andere Germaanse talen. Ook de graven van Holland en hun aanverwanten spraken deze ‘gemengde’ taal.
 
De huidige kerk
In de 16 de eeuw werd de huidige (zevende) kerk gebouwd. Er werd toen zelfs aan de noordzijde nog een zijbeuk gebouwd. Er zijn maar twee kerken in Drenthe die een dergelijke zijbeuk hebben. Naast Diever heeft ook de kerk van Ruinerwold (Blijdenstein) een dergelijk pseudobasiliciaal noorderbeuk. De zuidbeuk heeft de vorm van een hallenkerk. In de zuidbeuk is een klein kapelletje gewijd aan Maria, de beschermster tegen onweer. Tijdens het archeologisch onderzoek – in 1956 – vonden archeologen onder de kerkvloer twee roodgranieten altaarstenen terug. Gelukkig zijn ze voor de kerkbezoekers zichtbaar gemaakt. In de vloer van het Mariakapelletje ligt een kleine altaarsteen, tussen de 17 de eeuwse geel/groene ‘Kerkdriel’ plavuizen. De tweede, wat grotere, altaarsteen, die door Chris Zoet is gevonden – ligt in de vloer vlakbij het glas-in-loodraam. Op de beide altaarstenen zijn er op de vier hoeken en in het midden inwijdingskruisjes te zien.
In 1759 werd de kerk door bliksem grotendeels verwoest. Ds. Wicher Martini, die dertig jaar in Diever predikant was geweest, wist door geld inzameling de kerk weer op te bouwen tot haar huidige glorie. In de kerk valt een donkermahonie kleurig orgel op. Het is de eerste en enige orgel die in deze kerk geweest is. Het is een van Oeckelen orgel en werd in 1882 door de gebroeders Cornelis en Antonius van Oeckelen geplaatst. Vermoedelijk kwam dit orgel uit de kerk van Tjamsweer (Gr.). Het orgel is, met uitzondering van beschildering, de bewindvoorziening en orgelbalkon nog origineel zoals het in 1882 geplaatst is. In het koor is een glas-in-loodraam, vervaardig door de Groninger Johan Dijkstra. En is indertijd geschonken door familie Mulder, het herinnert aan Maria Hillegonda Mulder. Zij was organiste van 1920 tot 1940. In de noordbeuk staat de ‘herenbank’. Vroeger zaten in deze bank ‘vrije’ boeren. Zij zaten ook in het bestuur van een marke. Een marke was een vorm van boerenzelfbestuur. In de zuidbeuk hangt een drieluik, dat gemaakt is door mw. Dieuwke Aalbers- Kollewijn. Dit zinnebeeldige kunstwerk heeft het thema: ‘Wees uw broeders hoeder’. In de Noordbeuk hangen foto’s en een plattegrond van het archeologisch onderzoek in 1956. De zeskantige eiken preekstoel is kort na de brand 1759 gemaakt. De kansels van Wapserveen en Vledder vertonen veel overeenkomst met die van Diever. Alleen de twee laatste zijn geschilderd. Het loont de moeite om zelf deze fraaie kerk van binnen te bekijken.
In deze kerk zijn er twee leycentrum te vinden, één leycentrum in de toren met 10 leylijnen. En het ander leycentrum op het koor met 23 leylijnen, ter hoogte van de kroonluchter.
De Pancratiuskerk is geopend vanaf 3 juni tot en met 9 september op donderdag, van 14:00 tot 16:00 uur. De toegang is gratis.
 
Diever – Hunebed D52
Dit middelgrote portaalgraf is in1871 door het Rijk aangekocht. En het heeft zes dekstenen, waarvan er drie op en drie tussen de veertien zijstenen rusten. Verder heeft het hunebed twee sluitstenen. De oostelijke sluitsteen ligt op 61kompasgraden en de westelijke sluitsteen ligt op 241 kompasgraden. De poort van het hunebed heeft maar één poortsteen, en die ligt op het zuiden. Omstreeks 1918 lag het hunebed in een vervallen staat. De stenen lagen her en der verspreid. Onder leiding van archeoloog prof. Dr. A.E. van Giffen is het hunebed in 1953 en 1954 volledig gerestaureerd. Sinds 1991 is dit hunebed wettelijk beschermd. En vormt samen met de twee hunebedden in Havelte tot de zogenaamde West-Drenthe groep. Ook het vernielde Vingegasche steengraf op de Eese bij Steenwijk behoort tot deze groep. Behalve hunebed D52 heeft in Diever nog een ander hunebed gelegen, maar die is circa 1735 gesloopt.
Het leycentrum met 25 leylijnen ligt, vanaf de richting Armenwerkhuis, tussen de 1 ste en de 2 de deksteen.
 
Prof. Dr. Van Giffen
Van 1888 tot 1895 was ds. Jan van Giffen predikant in de hervormde Pancratiuskerk in Diever. Hij had een huis betrokken vlak bij dit hunebed. Zijn zoon Anton E. van Giffen (1884 – 1973) keek vanuit het ouderlijke huis naar dit hunebed en kreeg zo interesse voor hunebedden en archeologie. Omstreeks 1920 werd prof. Dr. A.E. van Giffen conservator van het Provinciaal museum – tegenwoordig het Drents museum. Van Giffen heeft een opleiding voor archeologie in Groningen (BAI) opgezet. En was mede oprichter van het Rijks Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Hij heeft alle 54 bestaande en 30 verdwenen hunebedden in Drenthe onderzocht en beschreven. Om bij de verschillende opgravingen in Drenthe te komen verplaatste de professor zich per motorfiets. Hierdoor kreeg hij al snel de bijnaam ‘Oes Spitertien’ (Ons Spittertje).
 
Witte wieven
Op een dag reed een schooljongen op de fiets, over de Groningerweg richting Diever. Bij het hunebed aangekomen, ging hij op een van de dekstenen zitten. Om dit hunebed groeien grote oude eiken. Het was die dag bewolkt en er woei een zacht briesje. De takken van de eiken bewogen mysterieus. Hun bladeren begonnen fluisterend hun verhaal aan dze jongen te vertellen. Het verhaal ging zo: “ Enkele eeuwen geleden, op een mooie zonnige dag, zaten drie witte wieven te spinnen aan hen gouden spinnenwielen. Een boerenknecht uit Diever wilde deze wieven eens plagen. Te paard reed hij naar het hunebed, en riep luid:
“Old wiefien platvoet,
Komstoe mar oet;
As ‘t kwaad doet.”
In het Nederlands:
“Oude wijven platvoet,
Kom er maar gauw uit;
Als het kwaad doet. “
Daarna reed de boerenknecht snel weg. Maar. . . De witte wieven gingen hem achterna en wierpen hem met groene botten. Gelukkig bereikte hij tijdig de stal in Diever. Echter één van de botten trof het paard aan het been. Daardoor bleef het dier zijn leven lang verlamd. Had het bot de boerenknecht getroffen. Dan was hij stellig dood geweest.”
Na dit verhaal gehoord te hebben, gleed de schooljongen snel mogelijk van het hunebed. Pakte zijn fiets, en wilde zo snel mogelijk weg rijden van dit mysterieuze hunebed. Toen hij bij de bocht was, keek hij om, en zag. . . Dat drie witte vrouwen hem nawuifden!
 
Lhee – De spieker 
Volgens het ‘schultmolt stonden er in 944 in het Drentse Lede elf boerderijen en vijf boerderijen in Dwingeloo. Omstreeks 1181 werd er in een oorkonde van bisschop Boudewijn II van Holland, voor het eerst melding gemaakt van Lede. Volgens deze oorkonde had het klooster in Ruinen een boerderij in Lede had gekocht. En Lede betekent: ‘helling’. Het dorpje Lhee ligt aan de voet van de (voormalige) Looberg. Dat Lhee al eerder was bewoond dan in 944, bleek wel uit archeologische vondsten die men in het dorp gedaan had. Eén van de bekendste vondsten in Drenthe is de ‘spieker van Lhee’. Door de voormalige gemeente Dwingeloo was rond 1953 een terrein aangewezen waar inwoners op bepaalde dagen zand konden afgraven voor o.a. het dichten van gaten op de boerenerven, en ophogen van zandwegen. In datzelfde jaar maakt R.J. Barkenhuizen melding, dat hij op circa 1m diepte een ‘cultuurlaag’ met veel ijzertijdscherven en crematieresten had gevonden. Daaronder had hij 2m lager een rechthoekige steenpakking gevonden. Na deze melding bezocht op 12 september 1953 de voorgraver van het Biologisch- Archeologisch Instituut (B.A.I.) dhr. J. Lanting de vindplaats. Hij kwam tot de conclusie dat het om een vroeg middeleeuws kerkje ging. Deze ingeving kreeg hij door een Karolingisch-Frankisch¹ scherf met een ‘Kreuz-in-Kreis’ (=kruis in ring) versiering die in de steenpakking was gevonden. Een jaar later werd de rechthoekige steenpakking door prof. Dr. A.E. van Giffen blootgelegd. De blootgelegde veldkeien fundering ligt in een noord-zuid gerichte kuil van circa 9,20 x 7,40m. Westelijk van de kuil was de ingang – in 1963 heeft men de basisstenen van de spieker met cement vastgezet. Opvallend is dat de keien aan de binnenkant glad zijn. Rondom de keienplattegrond waren sporen gevonden van paalgaten. Niet alleen om de keienplattegrond maar ook westelijker van de keienfundering werden paalgaten gevonden. Eind 1954 werd deze 42 are grote terrein door de Provincie Drenthe gekocht van een particulier, voor het bedrag van 3.100 gulden (= 1.407 euro). Van Giffen sprak in 1956 niet over een vroeg middeleeuws kerkje maar over een ‘graanspieker’. Was het wel een graanspieker? Men heeft in de spieker geen enkel graankorreltje of kruiken gevonden! Als het geen spieker is, wat was het dan wel geweest? In 1996 was de amateurarcheoloog/paragnost Chris Zoet samen met amateur-archeoloog/wichelroedeloper Theo Dijkstra bij dezen ‘spieker’. Zij vonden met hun wichelroeden enkele leylijnen in de kuil. Na een tijdje keek paragnost Zoet naar het aangrenzende weiland en zag visionair een roodgranieten veldkei, die van boven plat was. Ook ‘zag’ hij dat er op die plek mensen op die veldkei werden geofferd. Zoet en Dijkstra gingen op zoek naar de eigenaar van het weiland. Nadat zij de eigenaar gevonden hadden, vroegen zij aan hem of er ooit in het weiland een veldkei had gelegen. De eigenaar vertelde hen dat er rond 1960, tijdens zandafgraving, op de bewuste visionaire plek een middelgrote roodgranieten veldkei te voorschijn was gekomen. En dat de rood granieten veldkei met een klein vrachtautootje naar elders was vervoerd. Waarheen, dat wist de eigenaar niet meer. De beide wichelroedelopers vroegen toestemming aan de eigenaar om met een groepje mensen op het weiland te gaan wichelroedelopen. De toestemming kregen zij. Zoet en Dijkstra gingen met een klein groepje naar het weiland. Paragnost Chris Zoet vroeg aan die mensen of zij op een ‘bepaalde plek’ wilden gaan staan. Nadat allen op die plek hadden gestaan vroeg Zoet wat zij op die ‘plek’ hadden gevoeld. Allemaal kregen zij een misselijk gevoel en hoofdpijn. Paragnost Chris Zoet kreeg helderhorend door ‘dat er in de heidense tijd mensen die geofferd moesten worden aan Wodan. Eerst kregen deze mensen op de die plek een kommetje met een soort papje te drinken kregen’. In de ‘spieker’ kreeg Zoet helderhorend door: “Vanaf de 6 de eeuw werd er in deze kuil vergaderd”. Visionair zag hij een groepje mensen gehurkt in grijze huiden zitten. De mensenoffers die door de Kelten en Germanen gepleegd werden maakte bij de Romeinen grote indruk. Echter door de Romeinen veroverde Keltisch en Germaanse gebieden werd het offeren van mensen verboden (Drenthe is door de Romeinen nooit veroverd). In 1996 vond het groepje wichelroedelopers op de plek waar de verdwenen ‘offerkei’ had gelegen een leycentrum met 16 leylijnen. Eén van deze leylijnen loopt schuin/dwars door de ‘spieker’.
1) De Karolingisch- Frankisch periode was van 717 tot 987.
Deze drie verhalen staan in: ‘Langs mystieke plekken in Zuidwest Drenthe’.
 
 
 
 

Krachten in leylijnen en -centra
 
Spiraalvorming op het knooppunt

Wat gebeurt er met de energie op een centrum? Om dat te kunnen begrijpen moeten we ons realiseren dat de etherische energie met een enorme snelheid door de leylijnen gaat. Algemeen wordt daarbij aangenomen dat deze lijnen kaarsrecht zijn. De oorzaak hiervan is dat de etherische energie zich met een onmeetbare snelheid voortbeweegt, terwijl de lijn over hoogten en laagten, maar ook langs zijwaartse onregelmatigheden gaat.
Uit de verschillende leylijnen verenigt de energie zich op de kern van een knooppunt. Bij een gewoon kruispunt van lijnen is vaak weinig waar te nemen. Wel is dit het geval wanneer een groter aantal lijnen op de kern uitkomt. 
Is er dan een verticaal lopende waterader aanwezig, dan schijnt deze de energie omhoog te sturen. De opeengehoopte energie verspreidt zich in een spiraalvorm. Bij het ontbreken van een waterader vloeit de energie in spiraalvorm over de bodem in een vorm van 'uitstraling' van tien tot vijfhonderd meter van de kern. Blijkbaar is het de waterader die de energie een weg doet zoeken naar omhoog.
Komt de energie in een gebouw, dan wordt een uitweg gezocht langs de muren. Is de toren op een knooppunt gebouwd, dan gaat de energie voelbaar langs de wanden naar de torenspits. Is het altaar geplaatst op de kern, dan wordt het altaar opgeladen met etherische energie en verspreidt deze zich verder in het hele kerkgebouw, vooral in het gewelf.
Gewoonlijk verspreidt de energie zich dus in spiraalvorm, maar kan zich ook manifesteren in lichtgevende bollen. Bij deze ontwikkeling worden visioenen en ufo-verschijningen gezien.
 
De centrumkracht

De ervaring van de schrijver is dat een leylijn moeilijk waargenomen kan worden met de wichelroede. Waar de energie zich verenigt op een kruispunt van meerdere lijnen wordt de energie veel sterker. Verder lijkt ook de maan van invloed te zijn; bij volle maan is de uitstraling aanmerkelijk sterker dan bij nieuwe maan. Het waarneembare centrum is in feite de uitstraling van de kern van het knooppunt. De kern heeft een doorsnede van drie tot tien meter. 
De ervaring van de schrijver is dat hij de kern voelt doordat er een lichte duizeling optreedt, en hij het gevoel krijgt losser van de grond te komen, 'opgetild' te worden als het ware. Ook is er een neiging tot dagdromen. De ervaringen zijn natuurlijk persoonlijk, en kunnen individueel sterk verschillen.
Opvallend is dat op knooppunten in de bossen vaak minder, of helemaal geen bomen staan, en er een groen 'wollig' gras groeit.
Soms treedt er op de kern een negatief gevoel op, soms zelfs de neiging tot misselijkheid opwekkend. Dan heeft er ter plaatse iets vreselijks plaatsgevonden, wat voorkomt op centra zoals bijvoorbeeld Norgerholt, Vries, en Hellendoorn. De oorzaak hiervan is dat, volgens paranormale waarneming, de mensen die trouw bleven aan het oude geloof door het roomskatholieke gezag veroordeeld en met bijlen afgeslacht werden, juist op de voor hen heilige plaats.
 
Gezondheid en ziekte

Bedevaartsoorden liggen vrijwel zonder uitzondering op sterke leycentra. Dit fenomeen geeft de band aan tussen de zogenaamde bovennatuurlijke verschijning van de Heilige Maagd en de kracht van de aardse etherische energie. Het visioen ter plaatse vloeit voort uit de dagdromerij. De 'verschijning' is geen wonder, maar is met onze kennis verklaarbaar.
Het gaat om de vraag welke invloeden er van een leycentrum uitgaan. Zijn het genezende krachten? Zonder twijfel, al weten we niet hoe dit in zijn werk gaat.
Dit in tegenstelling tot de zogenaamde 'aardstralen' die eerder met het magnetische veld van de aarde te maken hebben, en ziekteverwekkend kunnen zijn.
 
Lichten en visioenen

In de kloosterkroniek van de abdij van het Groninger Aduard is te lezen dat het klooster op die plaats werd gebouwd omdat er zoveel 'lichten' werden gezien, en Aduard is niet de enige plaats met een dergelijke vermelding. 
Bekend zijn vooral de lichten van Fatima, het Portugese bedevaartsoord, waar in 1917 kinderen een groot licht zagen en daarna de verschijning van de Heilige Maagd. Na hen hebben tienduizenden de lichten gezien. Dit oord is een sterk leycentrum. Ook zijn er foto's gemaakt die boven de grond, rondom de mensen en zelfs daarboven doorzichtige bollen laten zien. De mensen die zich in een dergelijke lichtbol bevinden, krijgen het gevoel dat zij zweven of dromen en ervaren een religieuze beleving. Wellicht omdat zij het verwachten, zien zij dan Onze Lieve Vrouw.
Ook in Lourdes is sprake van dergelijke lichtverschijnselen en visioenen van de Heilige Maagd. In 1861 ontdekte de archeoloog Alfons Milne-Edwards een hele reeks kleine kunstzinnige voorwerpen in de grot van Lourdes, die al meer dan tienduizend jaar oud waren en er op wezen dat hier de Moedergodin werd vereerd. Dit centrum van tweeentwintig of meer kerkelijnen was duizenden jaren geleden ook al een heiligdom, toen ter ere van de Moedergodin, nu van Onze Lieve Vrouw.
We hebben hier al drie meldingen van 'geheimzinnige' lichten, die door de rooms-katholieke kerk zeer serieus zijn genomen. Dat deze lichten met leycentra te maken hebben lijkt een feit.
 
Mummificering in grafkelders

In Nederland is op drie plaatsen sprake van mummificering. Het meest bekend is Wieuwerd, waar de lijken bijna geheel zijn geconserveerd. De andere plaatsen zijn Almen en Tholen. In beide laatste gevallen is niet veel meer van de mummies over, dank zij de blootstelling aan een andere atmosfeer dan ter plaatse aanwezig was.
Onderzoekers hebben een bepaalde luchtstroom verantwoordelijk gesteld voor het niet-ontbinden van de lichamen. Eigenlijk een vreemde conclusie, daar de kleding wel verdween! 
Het gaat hier in alle drie de gevallen om sterke centra met respectievelijk 220, 440 en 320 meter doorsnede. Toch is het niet zo dat op elk sterker centrum een dergelijke mummificering plaatsvindt. Het lijkt erop dat we te maken hebben met centra waar een speciale eigenschap aanwezig is. Er wordt in zulke gevallen gedacht aan bepaalde astrologische invloeden, maar verklaard is dit fenomeen nog niet.
 
Krachtplaatsen hergebruiken

Paragnost Dick van der Dool pleit er voor om bewuster en met meer verantwoordelijkheidsgevoel om te gaan met ons heilige erfgoed. In deze tijd waarin men een maximum aan bevolkingsdichtheid en een belasting en vervuiling van de aarde heeft bereikt, en onderdrukte emoties en negatief angstdenken de 'etherische atmosfeer' vervuilen, is een doorbreking van deze spiraal levensnoodzakelijk.
Er is veel te leren van omgangsvormen van de oude culturen die hun toewijding en gelijkwaardig respect met aarde en kosmos uitten in rituelen of ceremoniën, waar door eenvoudige offergaven en door bezinning en dankgebed uiting werd gegeven aan hun doorvoelde liefdesband.
In deze tijd waarin zovelen in een nieuwe tijdssfeer zich persoonlijk ontwikkelen en transformeren, wil hij oproepen tot een meer mede-samenleven met aarde en kosmos. Suggesties om dit praktisch toe te passen zijn bijvoorbeeld:
 
Het individueel of in groepsverband mediteren of bidden op dergelijke plaatsen, of eenvoudig daar-zijn met een positieve instelling van dankbaarheid, liefde en licht.
het adopteren van een of meerdere plaatsen door nieuwetijdscentra of groepen of individuen die er voor zorgen dat de plaatsen schoon en vrij van bebouwing blijven
het opnieuw markeren door een boom, steen, of zelfs bloemenborder te plaatsen
het zoeken van genezing bij lichamelijke, emotionele of mentale klachten
het 'etherisch reinigen' van centra die minder goed aanvoelen
het houden ceremoniën op hoogtijdagen van zon en maan of op andere astrologische constellaties.
Wie weet hoe het er over vijftig of honderd jaar uit gaat zien. Misschien staan dan op de plaatsen waar nu de kerken staan de toekomstige nieuwe tijdscentra waar, gebruikmakend van de aardse en kosmische energie, transformatie van het menszijn kan plaatsvinden. Is dit overigens niet het wezen van religie?
 
Conclusie.

Het onderzoek geeft een duidelijke aanwijzing dat de mens eeuwen lang het goddelijke zocht en vond in de spiralen van de leycentra, op de heilige en mysterieuze plaatsen. In de etherische energie was het heilige en kosmische en van daaruit ontstond de religieuze beleving. Daar bouwde hij de megalitische bouwwerken, de pyramiden, de tempels en tot 1350 de kerken. Daar zocht en vond hij God!
 
 
 
 

Maak jouw eigen website met JouwWeb